Technische gegevens
Bouwjaar: 1865, eerste zak graan is gemalen op 10 oktober. In 1936 herbouwd na brand
Type: ronde stenen bergkorenmolen. Een gedeelte van de berg is afgegraven en heeft plaats gemaakt voor een pakhuis.
Biotoop: de molen ondervindt erg veel windhinder van het vele geboomte in de omgeving. Met name de windrichtingen west, noordwest en noord zijn zeer zorgwekkend. In 2004 heeft gelukkig verbetering plaatsgevonden op de richtingen zuid en zuidwest. Verder werkt de aanwezige bebouwing windbelemmerend. De belevingswaarde van het complex is groot. De aanwezigheid van molen, motormaalderij en woonhuis is zeer uniek. Op ongeveer nog slechts 15 andere molens in Nederland kan men deze combinatie aantreffen. Verder ligt de molen schilderachtig aan de Dorpsstraat.
Rijksmonument: ja, helaas zijn de motormaalderij en de bijbehorende woning niet beschermd. Nummer 36874.
Eigenaar: Gemeente Valkenswaard
Beheerder: Stichting molen Sint Antonius Abt
Molenaar: Henk Sesink, tevens contactpersoon Kempisch molenaarscollectief.
Staart: Hout (eiken), van 1936 tot 1966 fungeerde een oude roede als staartbalk. De lange en korte spruit zijn eveneens van eiken. De lange en korte zwèèrden van grenen. Verder een kruibok, waarschijnijk afkomstig van de in 1935 afgebrande standerdmolen in Waarde. De kruibok heeft een rondgaande kruiketting. Er is wel een aparte bezetketting aanwezig. Niet uitgesloten is dat men voor de tandwielen gebruik heeft gemaakt van een oude dorsmachine. De nestschijf is afkomstig van een Westontakel.
Gevlucht: De vlucht is 23,75 m. Tot 1936 was de molen voorzien van borstroeden. De borststukken zijn bij de herbouw gebruikt als moerbint voor de luizolder. In 1936 zijn er Potroeden aangebracht, die zeer groot van omvang waren. Waarschijnlijk zijn ze zeker 6 meter ingekort. De nummers en de Potplaatjes zijn bij het inkorten verdwenen. In 1989 zijn er gelaste roeden aangebracht van fabr. Derkx, nummer 595 en 596.
Tot 1936 had de molen het Oud-Hollands wieksysteem, dat bij de restauratie in 1966 wederom is toegepast, zij het met een wat brede voorzoom. In de tussentijd had de molen Dekkerneuzen die niet, zoals gebruikelijk, spits uitliepen, maar op een vlak haaks op de scheien. Dit komt overigens meer voor, zoals bijvoorbeeld op de Pendrechtse Molen te Barendrecht.
As: Gietijzer, fabr. Prins van Oranje 's-Gravenhage, nummer 1149, jaar 1878. De as is zeer zwaar uitgevoerd en geschikt voor een molen van 28 tot 30 meter vlucht (honderdvoetsmolen). De lengte is 4,40 m, de asgaten zijn 0,45 x 0,39 m en de huizen van de askop zijn 0,92 m lang. Normaal gesproken is de huislengte bij een vlucht als in Borkel 15 centimeter kleiner. Deze as is afkomstig van de molen van Van den Bosch te Boekel. De as is aan de penzijde ingekort. Men heeft toen een penmuts van een houten as geplaatst en deze met hout uitgevuld. Voor de brand was er een houten as met insteekkop (fabr. Mercx uit Tilburg) aanwezig. Deze is waarschijnlijk na de asbreuk in 1910 aangebracht.
Kruiwerk: Engels kruiwerk met 26 rollen
Vang: Gewone Vlaamse vang met vangtrommel. De vangtrommel is gesloten uitgevoerd.
Inrichting: Sleepluiwerk. Het luiwiel valt boven op de luitafel. Het luiwerk wordt uitgeschakeld door het stuurtouw in een sleuf in de steenzoldervloer te duwen.
1 koppel 17der kunststenen, loper fabr. Kees te Leende en de ligger fabr. Hans Titulaer te Plasmolen. Deze loper is met zachte uitslag en voorzien van een zwaaipandscherpsel met behoorlijk rechte uitslagen. De samenstelling bestaat voornamelijk uit kwarts en beetje amaril. De ligger is een massieve steen met zwaaipandscherpsel, de steensamenstelling is flint en kwarts. Dit koppel stenen is aangesloten op een regulateur (aangedreven vanaf de koning) die positief werkt. Het is in 1989 vervangen. De ligger is al vrij vlug gescheurd, reden om deze eind 2006 te vervangen in een flintsteen. De oude, in 1989 vervangen stenen zijn op de begane grond opgesteld. Dit waren rasechte voerstenen met een zachte uitslag en zeer kromme uitslagen. De fabrikant van de oude stenen is Jaspers uit Aarle-Rixtel, hetgeen nog goed herkenbaar is aan te toepassing van stopverf aan de vijlkant. Nu wordt deze gebruikt voor het bakkersgemaal.
1 koppel 16 der stenen met een kunststeen ligger, fabr, Jaspers Aarle-Rixtel en een blauwe loper. Beide stenen zijn voorzien van een zwaaischerpsel. De kunststeen is massief en is uit kwarts en de bijbehorende bindmiddelen (magnesiet en chloormagnesium) samengesteld. Na decennialange werkloosheid is dit koppel in 2002/2003 in het kader van de korenmolenaarscursus weer gangbaar gemaakt. In 1994 is de blauwe loper aangebracht. Deze lag eerst in een plantsoen aan de Wilde Wingerd te Valkenswaard.
Beide koppels hebben een eigen steenkraan en zijn beiden voorzien van een pennetjeswerk.
Op de begane grond een wanmolen en een pletter. Het graan kan ermee worden voorgekneusd, zodat het meel beter uitgemalen is en de molen minder zwaar hoeft te trekken.
Op de maalzolder staat een centrifugaalbuil. Deze machine zeeft het volkorenmeel uit in bloem, zemelen en griesmeel. Deze buil is afkomstig uit de Joannusmolen te Heumen, doch heeft voordien elders gefunctioneerd, helaas is niet bekend waar. Momenteel is deze machine nog in restauratie.
Groot rad, 60 kammen, steek 124 mm
Wieg (conisch), 21 staven, steek 124 mm in het midden (sinds 1989)Spoorwiel (gietijzer met houten kammen), 90 kammen, steek 65 mm
Steenrondsels (sterwielen, geheel gietijzer), 45 kammen, steek 65 mm
Overbrenging: 1:5,6 (situatie na 1989)
De koning bestaat uit twee delen en loopt in glijlagers, bevestigd tegen de vloerbalken van de kapzolder en de luizolder. Het bovenste deel is een oud staakijzer en kan los bewegen t.o.v. van het onderste deel van de koning. Hiermee is de ontregeling van de afstelling van het gangwerk door het overkruien van de kap opgevangen.
Zeer opvallend is dat de onderslagbalken (moerbinten) van de maalzolder, steenzolder en kapzolder van staal zijn. Die van de kap zijn zwart geschilderd, de rest grijs. Verder zijn de koning, de staakijzers, de steenwielen, het spoorwiel, de onderijzers (stut van het pennetjeswerk) en de vonders grijs. In het verleden kwam men meer blauwe en grijze onderdelen in korenmolens tegen, omdat het insecten afschrikt.
Bouwjaar: 1865, eerste zak graan is gemalen op 10 oktober. In 1936 herbouwd na brand
Type: ronde stenen bergkorenmolen. Een gedeelte van de berg is afgegraven en heeft plaats gemaakt voor een pakhuis.
Biotoop: de molen ondervindt erg veel windhinder van het vele geboomte in de omgeving. Met name de windrichtingen west, noordwest en noord zijn zeer zorgwekkend. In 2004 heeft gelukkig verbetering plaatsgevonden op de richtingen zuid en zuidwest. Verder werkt de aanwezige bebouwing windbelemmerend. De belevingswaarde van het complex is groot. De aanwezigheid van molen, motormaalderij en woonhuis is zeer uniek. Op ongeveer nog slechts 15 andere molens in Nederland kan men deze combinatie aantreffen. Verder ligt de molen schilderachtig aan de Dorpsstraat.
Rijksmonument: ja, helaas zijn de motormaalderij en de bijbehorende woning niet beschermd. Nummer 36874.
Eigenaar: Gemeente Valkenswaard
Beheerder: Stichting molen Sint Antonius Abt
Molenaar: Henk Sesink, tevens contactpersoon Kempisch molenaarscollectief.
Staart: Hout (eiken), van 1936 tot 1966 fungeerde een oude roede als staartbalk. De lange en korte spruit zijn eveneens van eiken. De lange en korte zwèèrden van grenen. Verder een kruibok, waarschijnijk afkomstig van de in 1935 afgebrande standerdmolen in Waarde. De kruibok heeft een rondgaande kruiketting. Er is wel een aparte bezetketting aanwezig. Niet uitgesloten is dat men voor de tandwielen gebruik heeft gemaakt van een oude dorsmachine. De nestschijf is afkomstig van een Westontakel.
Gevlucht: De vlucht is 23,75 m. Tot 1936 was de molen voorzien van borstroeden. De borststukken zijn bij de herbouw gebruikt als moerbint voor de luizolder. In 1936 zijn er Potroeden aangebracht, die zeer groot van omvang waren. Waarschijnlijk zijn ze zeker 6 meter ingekort. De nummers en de Potplaatjes zijn bij het inkorten verdwenen. In 1989 zijn er gelaste roeden aangebracht van fabr. Derkx, nummer 595 en 596.
Tot 1936 had de molen het Oud-Hollands wieksysteem, dat bij de restauratie in 1966 wederom is toegepast, zij het met een wat brede voorzoom. In de tussentijd had de molen Dekkerneuzen die niet, zoals gebruikelijk, spits uitliepen, maar op een vlak haaks op de scheien. Dit komt overigens meer voor, zoals bijvoorbeeld op de Pendrechtse Molen te Barendrecht.
As: Gietijzer, fabr. Prins van Oranje 's-Gravenhage, nummer 1149, jaar 1878. De as is zeer zwaar uitgevoerd en geschikt voor een molen van 28 tot 30 meter vlucht (honderdvoetsmolen). De lengte is 4,40 m, de asgaten zijn 0,45 x 0,39 m en de huizen van de askop zijn 0,92 m lang. Normaal gesproken is de huislengte bij een vlucht als in Borkel 15 centimeter kleiner. Deze as is afkomstig van de molen van Van den Bosch te Boekel. De as is aan de penzijde ingekort. Men heeft toen een penmuts van een houten as geplaatst en deze met hout uitgevuld. Voor de brand was er een houten as met insteekkop (fabr. Mercx uit Tilburg) aanwezig. Deze is waarschijnlijk na de asbreuk in 1910 aangebracht.
Kruiwerk: Engels kruiwerk met 26 rollen
Vang: Gewone Vlaamse vang met vangtrommel. De vangtrommel is gesloten uitgevoerd.
Inrichting: Sleepluiwerk. Het luiwiel valt boven op de luitafel. Het luiwerk wordt uitgeschakeld door het stuurtouw in een sleuf in de steenzoldervloer te duwen.
1 koppel 17der kunststenen, loper fabr. Kees te Leende en de ligger fabr. Hans Titulaer te Plasmolen. Deze loper is met zachte uitslag en voorzien van een zwaaipandscherpsel met behoorlijk rechte uitslagen. De samenstelling bestaat voornamelijk uit kwarts en beetje amaril. De ligger is een massieve steen met zwaaipandscherpsel, de steensamenstelling is flint en kwarts. Dit koppel stenen is aangesloten op een regulateur (aangedreven vanaf de koning) die positief werkt. Het is in 1989 vervangen. De ligger is al vrij vlug gescheurd, reden om deze eind 2006 te vervangen in een flintsteen. De oude, in 1989 vervangen stenen zijn op de begane grond opgesteld. Dit waren rasechte voerstenen met een zachte uitslag en zeer kromme uitslagen. De fabrikant van de oude stenen is Jaspers uit Aarle-Rixtel, hetgeen nog goed herkenbaar is aan te toepassing van stopverf aan de vijlkant. Nu wordt deze gebruikt voor het bakkersgemaal.
1 koppel 16 der stenen met een kunststeen ligger, fabr, Jaspers Aarle-Rixtel en een blauwe loper. Beide stenen zijn voorzien van een zwaaischerpsel. De kunststeen is massief en is uit kwarts en de bijbehorende bindmiddelen (magnesiet en chloormagnesium) samengesteld. Na decennialange werkloosheid is dit koppel in 2002/2003 in het kader van de korenmolenaarscursus weer gangbaar gemaakt. In 1994 is de blauwe loper aangebracht. Deze lag eerst in een plantsoen aan de Wilde Wingerd te Valkenswaard.
Beide koppels hebben een eigen steenkraan en zijn beiden voorzien van een pennetjeswerk.
Op de begane grond een wanmolen en een pletter. Het graan kan ermee worden voorgekneusd, zodat het meel beter uitgemalen is en de molen minder zwaar hoeft te trekken.
Op de maalzolder staat een centrifugaalbuil. Deze machine zeeft het volkorenmeel uit in bloem, zemelen en griesmeel. Deze buil is afkomstig uit de Joannusmolen te Heumen, doch heeft voordien elders gefunctioneerd, helaas is niet bekend waar. Momenteel is deze machine nog in restauratie.
Groot rad, 60 kammen, steek 124 mm
Wieg (conisch), 21 staven, steek 124 mm in het midden (sinds 1989)Spoorwiel (gietijzer met houten kammen), 90 kammen, steek 65 mm
Steenrondsels (sterwielen, geheel gietijzer), 45 kammen, steek 65 mm
Overbrenging: 1:5,6 (situatie na 1989)
De koning bestaat uit twee delen en loopt in glijlagers, bevestigd tegen de vloerbalken van de kapzolder en de luizolder. Het bovenste deel is een oud staakijzer en kan los bewegen t.o.v. van het onderste deel van de koning. Hiermee is de ontregeling van de afstelling van het gangwerk door het overkruien van de kap opgevangen.
Zeer opvallend is dat de onderslagbalken (moerbinten) van de maalzolder, steenzolder en kapzolder van staal zijn. Die van de kap zijn zwart geschilderd, de rest grijs. Verder zijn de koning, de staakijzers, de steenwielen, het spoorwiel, de onderijzers (stut van het pennetjeswerk) en de vonders grijs. In het verleden kwam men meer blauwe en grijze onderdelen in korenmolens tegen, omdat het insecten afschrikt.