Geschiedenis
In 1865 werd door de gemeente Borkel en Schaft de vergunning verleend "tot het oprigten van eenen graanwindmolen". Zoals de meeste molens in de Kempen werd hij voornamelijk gebruikt voor het malen van rogge en boekweit voor menselijke en dierlijke consumptie. In de loop der tijd heeft de molen vele eigenaren gekend.
Eigenaren
Theodoris van Driel 1865 -1869
Peter Hendrik Kroef pachtte de molen tussen 1869 -1872 van Theodoris van Driel
Familie Loos 1872 -1912, na het overlijden van Paulus Loos in 1899, is de molen overgegaan naar zijn kinderen
Jacobus Franciscus Theeuwes 1912 -1919
Leonardus Josephus de Win 1919 -1920
Martinus Antonius Coppens 1919 -1923
Wilhelmus Jacobus IJsseldijk 1923 -1924
Sebastiaan Henricus Poos 1924 - 1946
Jan Verhagen 1946 - 1951
Toon Vermeulen 1951 - 1959
Petronella Louisa Lambrichts, weduwe Toon Vermeulen 1959 - 1959
Petrus Johannes Alfonsus Marie Vossen 1959 - 1987
Gemeente Valkenswaard 1987 - heden
Verdere geschiedenis
In 1909 werd er een benzinemotor van 8 PK in de motormaalderij ingericht. Dit gebouw bestaat nog steeds, het vormt het tussenstuk tussen woning en molen. Helaas is het niet exact bekend wanneer dit gebouw is opgericht, omdat in die tijd er nog geen bouwvergunningen noodzakelijk waren. In die tijd sprak men ook bij een motormaalderij vaak van een stoommolen. In 1912 zal de benzinemotor plaats maken voor een 18 PK zuiggasmotor. Als men bedenkt dat een vlot lopend koppel maalstenen 20 à 25 PK vermogen vraagt, is het begrijpelijk dat de motor van 8 PK niet voldeed.
In 1912 werd de woning gebouwd. In de tijd van de familie Poos is de woning verhuurd geweest aan diverse families, waaronder de vader van Jos Brink.
Op deze uit de begin dertiger jaren daterende opname en ook op de opname uit 1914 valt het gevlucht met borstroeden erg op, de borststukken fungeren nu als onderslagbalken van de luizolder. In 1910 is de toen nog houten as gebroken. Vervolgens is er een insteekas van de Tilburgse ijzergieterij Mercx geplaatst. Zeer waarschijnlijk is het houten deel binnen nog oud. Waarschijnlijk heeft het gevlucht bij dit ongeval geen grote schade opgelopen, anders had men ongetwijfeld ijzeren roeden gestoken.
De brand en herbouw
Op zaterdag 14 december 1935 werd Borkel opgeschrikt door een zware brand, waardoor het interieur van de molen volledig verwoest werd en het metselwerk met name aan de bovenzijde beschadigd raakte. De oorzaak van de brand heeft men overigens nooit kunnen achterhalen.
Ondanks dat vele molens in deze periode gesloopt werden, zag men in Borkel nog mogelijkheden om met de molen te blijven malen. Enerzijds kwamen de verbeterde wieksystemen in opkomst en anderzijds maakte het vele vrijgekomen sloopmateriaal lagere herbouwkosten mogelijk. In het zuiden van het land was jonkheer Van Rijckevorsel uit 's-Hertogenbosch erg actief op het gebied van het promoten van verbeterde wieksystemen op molens. Van de opening na de werkzaamheden maakte hij altijd een feestelijke ceremonie.
De herbouw van de molen werd gegund Chris van Bussel uit Weert. De daadwerkelijke werkzaamheden zijn verricht door de gebr. Adriaens en de Woenselse molenmaker Van Tartwijk. Adriaens is nog steeds als vaste molenmaker aan de molen verbonden. Het metselwerk is hersteld door metselaar Aarts uit Borkel en Schaft, wiens zoon Rens enthousiast vrijwilliger in de heemtuin is.
De verbeterde wieken die in Borkel toegepast zijn, waren erg bijzonder. Adriaan Dekker uit Leiden had reeds zijn Dekkerwieken ontwikkeld en op vele molens toegepast. In het zuiden van het land liet hij dit veelal door de gebr. Adriaens doen.
Van Bussel had hier en daar kanttekeningen bij het Dekkersysteem, o.a. door de stormgevoeligheid, de lage trekkracht dat de molen ontwikkelde en het vliegerige draaigedrag. In Borkel heeft hij geëxperimenteerd met zijn eigen systeem, dat in zijn definitieve vorm enige maanden later is aangebracht op de molen van Aalst-Waalre en in Meeswijk-Leut (nabij Maaseik). Het verbeterde Dekkersysteem was ook deels uit nood geboren, omdat de tweedehands roeden te dik waren voor normale Dekkerwieken. Hierdoor kwam de Dekkerneus niet spits uit op het hekwerk, maar op een vlak dat haaks op het hekwerk bevestigd was.
De kap, het aswiel, de as en de roeden waren afkomstig van molen "Door den berg" van molenaar Van den Bosch te Boekel. Deze molen werd in 1935 onttakeld, de romp verdween enige jaren geleden. Aan het oude aswiel was duidelijk te zien dat het eerst in een standerdmolen gefunctioneerd heeft. De as is ingekort, met heeft aan de achterzijde er een stuk vanaf gehaald en er een penmuts overheen geschoven. Met hout is het een en ander uitgevuld.
De kruilier is afkomstig van de in 1935 afgebrande standerdmolen te Waarde (Zuid-Beveland).
Het gietijzeren gangwerk, dat in windmolen zeldzaam is, is naar waarschijnlijkheid afkomstig van de omstreeks 1935 onttakelde molen aan de Hoge Ham te Dongen. Voor de moerbinten van de luizolder heeft men gebruik gemaakt van de borststukken van het oude wiekenkruis.
Bij het herstel na de brand heeft de molen zijn wit uiterlijk gekregen. Van Bussel liet een molen die hij herbouwd had altijd wit maken, zodat er zichtbaar was dat hij er aan gewerkt had. Verder heeft een molen geen spouwmuren (op een enkele uitzondering na) en kon men op deze wijze voorkomen dat er overmatige vochtoverlast optrad. Met name molens die ooit verbrand zijn, hebben hier erg veel hinder van.
Wonder boven wonder heeft de molen geen oorlogsschade geleden, ondanks er in de nabije omgeving zwaar gevochten is. De nabijgelegen Sint Servatiuskerk is wel behoorlijk gehavend uit de strijd gekomen. Molens in deze regio moesten het vaak ontgelden, omdat ze als uitkijkpost gebruikt werden. Wel is er onderin de molen een veldhospitaal aanwezig geweest.
Tot 1955 werd er veel met de molen gemalen, daarna is men meer gebruik gaan maken van een hamermolen.
In 1953 kreeg het molencomplex zijn huidige aanzicht. Aan de oostkant van de molen werd de berg weggegraven en vervangen door een pakhuis, dat aan de motormaalderij sloot. Vanaf het dak van dit pakhuis werd de molen bediend. Voorheen was er een brug tussen de molenberg en de motormaalderij. Bij oostenwind was dit erg hinderlijk, omdat de wieken dan voor de brug draaiden.
In 1865 werd door de gemeente Borkel en Schaft de vergunning verleend "tot het oprigten van eenen graanwindmolen". Zoals de meeste molens in de Kempen werd hij voornamelijk gebruikt voor het malen van rogge en boekweit voor menselijke en dierlijke consumptie. In de loop der tijd heeft de molen vele eigenaren gekend.
Eigenaren
Theodoris van Driel 1865 -1869
Peter Hendrik Kroef pachtte de molen tussen 1869 -1872 van Theodoris van Driel
Familie Loos 1872 -1912, na het overlijden van Paulus Loos in 1899, is de molen overgegaan naar zijn kinderen
Jacobus Franciscus Theeuwes 1912 -1919
Leonardus Josephus de Win 1919 -1920
Martinus Antonius Coppens 1919 -1923
Wilhelmus Jacobus IJsseldijk 1923 -1924
Sebastiaan Henricus Poos 1924 - 1946
Jan Verhagen 1946 - 1951
Toon Vermeulen 1951 - 1959
Petronella Louisa Lambrichts, weduwe Toon Vermeulen 1959 - 1959
Petrus Johannes Alfonsus Marie Vossen 1959 - 1987
Gemeente Valkenswaard 1987 - heden
Verdere geschiedenis
In 1909 werd er een benzinemotor van 8 PK in de motormaalderij ingericht. Dit gebouw bestaat nog steeds, het vormt het tussenstuk tussen woning en molen. Helaas is het niet exact bekend wanneer dit gebouw is opgericht, omdat in die tijd er nog geen bouwvergunningen noodzakelijk waren. In die tijd sprak men ook bij een motormaalderij vaak van een stoommolen. In 1912 zal de benzinemotor plaats maken voor een 18 PK zuiggasmotor. Als men bedenkt dat een vlot lopend koppel maalstenen 20 à 25 PK vermogen vraagt, is het begrijpelijk dat de motor van 8 PK niet voldeed.
In 1912 werd de woning gebouwd. In de tijd van de familie Poos is de woning verhuurd geweest aan diverse families, waaronder de vader van Jos Brink.
Op deze uit de begin dertiger jaren daterende opname en ook op de opname uit 1914 valt het gevlucht met borstroeden erg op, de borststukken fungeren nu als onderslagbalken van de luizolder. In 1910 is de toen nog houten as gebroken. Vervolgens is er een insteekas van de Tilburgse ijzergieterij Mercx geplaatst. Zeer waarschijnlijk is het houten deel binnen nog oud. Waarschijnlijk heeft het gevlucht bij dit ongeval geen grote schade opgelopen, anders had men ongetwijfeld ijzeren roeden gestoken.
De brand en herbouw
Op zaterdag 14 december 1935 werd Borkel opgeschrikt door een zware brand, waardoor het interieur van de molen volledig verwoest werd en het metselwerk met name aan de bovenzijde beschadigd raakte. De oorzaak van de brand heeft men overigens nooit kunnen achterhalen.
Ondanks dat vele molens in deze periode gesloopt werden, zag men in Borkel nog mogelijkheden om met de molen te blijven malen. Enerzijds kwamen de verbeterde wieksystemen in opkomst en anderzijds maakte het vele vrijgekomen sloopmateriaal lagere herbouwkosten mogelijk. In het zuiden van het land was jonkheer Van Rijckevorsel uit 's-Hertogenbosch erg actief op het gebied van het promoten van verbeterde wieksystemen op molens. Van de opening na de werkzaamheden maakte hij altijd een feestelijke ceremonie.
De herbouw van de molen werd gegund Chris van Bussel uit Weert. De daadwerkelijke werkzaamheden zijn verricht door de gebr. Adriaens en de Woenselse molenmaker Van Tartwijk. Adriaens is nog steeds als vaste molenmaker aan de molen verbonden. Het metselwerk is hersteld door metselaar Aarts uit Borkel en Schaft, wiens zoon Rens enthousiast vrijwilliger in de heemtuin is.
De verbeterde wieken die in Borkel toegepast zijn, waren erg bijzonder. Adriaan Dekker uit Leiden had reeds zijn Dekkerwieken ontwikkeld en op vele molens toegepast. In het zuiden van het land liet hij dit veelal door de gebr. Adriaens doen.
Van Bussel had hier en daar kanttekeningen bij het Dekkersysteem, o.a. door de stormgevoeligheid, de lage trekkracht dat de molen ontwikkelde en het vliegerige draaigedrag. In Borkel heeft hij geëxperimenteerd met zijn eigen systeem, dat in zijn definitieve vorm enige maanden later is aangebracht op de molen van Aalst-Waalre en in Meeswijk-Leut (nabij Maaseik). Het verbeterde Dekkersysteem was ook deels uit nood geboren, omdat de tweedehands roeden te dik waren voor normale Dekkerwieken. Hierdoor kwam de Dekkerneus niet spits uit op het hekwerk, maar op een vlak dat haaks op het hekwerk bevestigd was.
De kap, het aswiel, de as en de roeden waren afkomstig van molen "Door den berg" van molenaar Van den Bosch te Boekel. Deze molen werd in 1935 onttakeld, de romp verdween enige jaren geleden. Aan het oude aswiel was duidelijk te zien dat het eerst in een standerdmolen gefunctioneerd heeft. De as is ingekort, met heeft aan de achterzijde er een stuk vanaf gehaald en er een penmuts overheen geschoven. Met hout is het een en ander uitgevuld.
De kruilier is afkomstig van de in 1935 afgebrande standerdmolen te Waarde (Zuid-Beveland).
Het gietijzeren gangwerk, dat in windmolen zeldzaam is, is naar waarschijnlijkheid afkomstig van de omstreeks 1935 onttakelde molen aan de Hoge Ham te Dongen. Voor de moerbinten van de luizolder heeft men gebruik gemaakt van de borststukken van het oude wiekenkruis.
Bij het herstel na de brand heeft de molen zijn wit uiterlijk gekregen. Van Bussel liet een molen die hij herbouwd had altijd wit maken, zodat er zichtbaar was dat hij er aan gewerkt had. Verder heeft een molen geen spouwmuren (op een enkele uitzondering na) en kon men op deze wijze voorkomen dat er overmatige vochtoverlast optrad. Met name molens die ooit verbrand zijn, hebben hier erg veel hinder van.
Wonder boven wonder heeft de molen geen oorlogsschade geleden, ondanks er in de nabije omgeving zwaar gevochten is. De nabijgelegen Sint Servatiuskerk is wel behoorlijk gehavend uit de strijd gekomen. Molens in deze regio moesten het vaak ontgelden, omdat ze als uitkijkpost gebruikt werden. Wel is er onderin de molen een veldhospitaal aanwezig geweest.
Tot 1955 werd er veel met de molen gemalen, daarna is men meer gebruik gaan maken van een hamermolen.
In 1953 kreeg het molencomplex zijn huidige aanzicht. Aan de oostkant van de molen werd de berg weggegraven en vervangen door een pakhuis, dat aan de motormaalderij sloot. Vanaf het dak van dit pakhuis werd de molen bediend. Voorheen was er een brug tussen de molenberg en de motormaalderij. Bij oostenwind was dit erg hinderlijk, omdat de wieken dan voor de brug draaiden.
Verder werd er aan de achterzijde van de motormaalderij een kantoortje gebouwd en de woning ook wit gemaakt. Helaas verkeren de woning, de motormaalderij, het kantoortje en het pakhuis momenteel niet in beste conditie.
De molen op 7 maart 1960, duidelijk is zichtbaar dat de restauratie van 1966 nogal rigoureuze wijzigingen met zich meebrachten. De Dekkerwieken verdwenen, de kapvorm werd anders en de baard ook. De grijze bogen boven de ramen zijn bij de restuaratie van 1989 verdwenen. Foto collectie Vereniging De Hollandsche Molen.
De restauratie van 1966
Problemen met het metselwerk ten gevolge van vorstschade vormden de aanleiding tot een algehele restauratie van de molen. Wederom werden de werkzaamheden door molenmaker Adriaens uit Weert uitgevoerd. Bijzonder ingrijpend was het vervangen van het aswiel en de wieg in exemplaren afkomstig van de Boonesmolen te Weert. In deze molen waren ze ook al tweedehands aangebracht. Beide onderdelen zijn behoorlijk beroet, waaruit men kan concluderen dat ze eerst in een poldermolen gefungeerd hebben. Gezien de constructiedetails waarschijnlijk in Zuid-Holland. Door deze vervanging was het noodzakelijk de kapspanten te verlengen, omdat het aswiel verder naar de windpeluw kwam. Sindsdien heeft de molen een vrij grote kap.
Deze werkzaamheden hadden tot gevolg dat de overbrenging op de maalstenen bijzonder traag werd, t.w. 1:3,75, terwijl deze op vergelijkbare Brabantse korenmolens op ongeveer 1:5,5 zit. Verder werd de staart vervangen en het voorkeuvelens met windpeluw ook. Het Dekkersysteem verdween helaas bij deze restauratie van het gevlucht en werd gewijzigd in het Oud-Hollands wieksysteem. Op 20 mei 1967 werd de molen eerst door pastoor Goyarts ingezegend en vervolgens feestelijk geopend door burgemeester Mr. A.J.J.M. van Hellenberg Hubar.
Deze foto is kort na de restauratie van 1967 genomen. De Dekkerwieken zijn vervangen in een Oud-Hollandse ophekking. Vooral aan de binnenroede (de horizontale) valt op hoe zwaar de roeden zijn en dus erg fors ingekort moeten zijn. Het voorkeuvels is ook gewijzigd qua kleurstelling (donkerker kleur groen) en de uitvoering van de baard. Momenteel heeft de molen een fraaie "Adriaensbaard" met een krachtig houtsnijwerk. Een schitterend stukje vakmanschap, maar om bouwhistorische redenen hoort het niet thuis op deze Brabantse dorpskorenmolen. De stallen naast en achter de molen zijn begin jaren '90 gesloopt. Molenaar Vossen combineerde het molenaarsbedrijf met een kippen- en varkenshouderij, een combinatie die vanouds al erg veel voorkwam. Foto mevrouw M. Vossen te Borkel en Schaft.
Vervolgens werd de molen weer regelmatig in bedrijf gesteld, o.a. door vrijwillig molenaar L.Tilma, die als een van de eerste vrijwillig molenaars het Getuigschrift Vrijwillig Molenaar behaalde.
Een prettig maalbare molen werd het echter niet, vanwege de zeer lage versnelling op de maalstenen.
In 1976 beëindigde molenaar Pierre Vossen zijn molenaarsbedrijf. Langzaamaan begon de molen in een matige onderhoudstoestand te verkeren.
De restauratie van 1989
Na lange onderhandelingen werd de gemeente Valkenswaard voor een bedrag van fl. 150.000,-- de eigenaar van de Sint Antonius Abt. Vervolgens werd de molen onderworpen aan een ingrijpende restauratie, die fl. 217.500,-- zou gaan bedragen. Net als bij de restauraties in 1936 en 1966 tekende Adriaens Molenbouw BV uit Weert voor het werk.
De kap werd van de molen getild, waarna de kruivloer vervangen werd en het kruiwerk nagekeken. Verder kreeg de kap een nieuwe lange spruit en een nieuwe bitumineuze dakdekking op de kap.
De wieg op de koning werd vervangen in een conisch exemplaar met 21 staven, waardoor de overbrengingsverhouding op 1:5,59 kwam. De oude wieg is museaal opgesteld op de maalzolder.
Het spoorwiel kreeg nieuwe steenbeuken kammen. Het complete gevlucht werd vernieuwd, waarbij het bijzondere wieksysteem helaas niet terugkeerde. Ook werd het houtwerk van de kruilier vervangen.
Op 21 april 1990 werd de molen feestelijk geopend door burgemeester Mr. J.M. Bartels. Vanaf deze dag is de Borkelse molen weer veelvuldig draaiende èn malende te zien.
Een levend monument
Sinds 1996 is het beheer in handen van Stichting molen “Sint Antonius Abt”, die zich ten doel stelt de molen op de toeristische kaart te zetten en het hart van het dorp te laten worden. De pinkstermarkt in combinatie met de Pinksterrally met koetsen is een bijzondere manifestatie. Ook met de kerst is er om de 2 jaar een bijzondere activiteit bij de molen.
Een gedeelte van de heemtuin is ingericht met bloemen en kruiden voor de bijen. De honing uit de bijenkast wordt als streekproduct aangeboden.
Op woensdag van 13.00 t/m 16.00 uur en zaterdag van 11.00 t/m 17.00 uur kunt u de molen gratis bezichtigen. Op verzoek zijn rondleidingen eveneens mogelijk. Bij voldoende wind (vanaf 3 à 4 Bf) wordt er dan graan gemalen. Tevens worden er op deze tijden diverse meelproducten van de molen en een aantal streekproducten verkocht ( honing, eieren, blauwebessensap, Borkels mölenslukske)